Vincent van Gogh aan zijn broer Theo
[Antwerpen, begin januari 1886.]
Het is reeds laat, maar ik wil niet wachten u de goede ontvangst te melden van uw brief met honderdvijftig francs.
...
Ik werk steeds aan mijn portretten, ik heb er eindelijk twee die bepaald ‘lijken’ (een profiel en een driekwart). Dat is niet alles, dat is niet eens ‘t voornaamste. Toch is ‘t me wel de moeite waard daarnaar te zoeken, en leert men er misschien nogal tekenen door. Ik begin hoe langer hoe meer overigens van portretten te houden.
...
Vertel mij nu eens, op de voorgrond stellende dat gij financier wilt zijn – en ik heb daar niets op tegen, zelfs is dat juist wat ik heel goed vind; zijt gij dan volkomen content met uw eigen redenering, die ge bij ‘t begin van het jaar me tot mijn teleurstelling zegt: Ik heb heel veel te betalen, en gij moet maar zien dat ge rondkomt tot ‘t eind van de maand.
Hoor eens, dit heb ik er tegen te zeggen, en denk er eens over na, of ik al dan niet gelijk heb, althans dat er grond in mijn redenering is: Ben ik minder dan uw creanciers, wie moet er wachten, zij of ik??? als er één van beiden moet wachten, wat onder de menselijke dingen hoort.
...
Ge kunt uw opinie hebben over dat ik een onmogelijk karakter ben maar – dat is absoluut uw zaak. Daar hoef ik bv. me niet aan te storen, en zal ik me niet aan storen. Ik weet dat bij tijden ge beter en anders denkt, maar ik weet dat de routine er u toe brengt om altijd weer in datzelfde euvel te vervallen te mijnen opzichte. Hetgeen ik zoek is zó rechtuit dat gij zult moeten eindigen het toe te geven. Laat ons dus tenslotte zeggen: Hoe eer, hoe beter.
yeaa
oke ?vaag
25 Jun 2007, 18:01
Add a comment
You are not allowed to comment on this entry as it has restricted commenting permissions.